Eenzame Uitvaart van Hendrika Doomernik-Bliekendaal

Op 26 september 2019 overleed Hendrika Doomernik-Bliekendaal (geb. 7-11-1920). Omdat zich bij haar dood geen nabestaanden of vrienden hadden gemeld, werd er een Eenzame Uitvaart voor haar geregeld. Ruben van Gogh, onze nieuwe Gildemeester, schreef een gedicht voor de overledene dat hij tijdens de uitvaart voorlas.

GEWEZEN MOEDER

U sloot dan toch de laatste maal uw ogen,
in verdriet of ongeloof, en schoof zo het leven uit,
mij toch wel wat verwonderd achterlatend,
nu ik van u heb gehoord, nu pas,
na bijna honderd jaar, aan uw graf nu pratend.

Een eeuwfeest had het moeten worden, dat er veel
gebeurd is kan dan niet anders – voldoende tijd
daar uitgebreid bij stil te staan: ruzies, slaande
deuren, groot verdriet, uw man misschien.
Ik verzin maar wat, ik weet het niet.

Als je kinderen tot aan het einde geen behoefte
hebben je te zien, is het beter niet te veel te weten,
maar voor nu van het liefdevolle uit te gaan.

Zo kunt u mij dan hier zien staan: als een vergeten
zoon, die alsnog wat laatste woorden tot u richt,
nu u hier als gewezen moeder voor hem ligt.

Ruben van Gogh

Ook aanwezig bij de begrafenis was Gildelid Alexis de Roode, die het volgende verslag schreef:

Dinsdag 8 oktober

Deze ochtend is de hemel parelgrijs met zilvergouden scheuren erin, als de dichter van dienst en uw verslaggever arriveren bij de toegangspoort van St. Barbara. ‘Een begraafplaats die leeft!’, zo luidt de prikkelende slogan van deze van oudsher Rooms-Katholieke dodenakker. Tegenwoordig mag men zich hier met elk geloof laten begraven. Op het naambord van de begraafplaats ontbreken wat letters en een deel van het kruisteken, maar de directrice, mevrouw Kolkhuis Tanke, verzekert ons dat het bord binnenkort gerepareerd zal zijn, helaas niet meer voor Allerzielen. Dat beetje verval draagt ook wel weer bij aan de herfstige stemming. De begraafplaats zelf is parkachtig, groen en bloemrijk, met veel goed verzorgde graven.

De dragers staan om 9.20 uur al plechtig opgesteld, vier boomlange, fris geknipt en geschoren jongemannen in chique grijze jassen met zwarte revers en hoge hoeden. Het wachten op de overledene duurt een tijdje. Een klein buitje barst los. We kunnen schuilen onder twee grote bomen bij de ingang, maar de dragers moeten blijven staan als erehaag, want de overledene kan elk moment arriveren. Hun hoge hoeden bieden enige beschutting. Het wachten is op het stoffelijk overschot van Hendrika Doomernik-Bliekendaal, overleden op 26 september jongstleden. Ze haalde net niet de eeuw en werd 99 jaar oud. Sinds een paar jaar woonde ze in een bejaardentehuis. Ze was al weduwe sinds de jaren ’80. Volgens de doorgegeven informatie heeft ze vijf kinderen gehad, maar daarvan zijn er, zover bekend, nog maar twee in leven. Twee zoons. Beide hebben aangegeven niet bij de begrafenis aanwezig te zullen zijn. Naar de achtergronden van deze verhoudingen is het gissen.

Er arriveren toch nog twee onverwachte bezoekers: een dame van rond de veertig en een heer van rond de vijftig. Zij blijken de verplegers te zijn die mevrouw Doomernik de laatste jaren hebben verzorgd. Ze hadden in de krant gelezen wanneer de begrafenis was. De dame stelt zich voor als Hermien. Ze vertelt dat ze vanaf het begin voor mevrouw Doomernik heeft gezorgd, toen ze in het tehuis kwam. Ze was toen al dement. ‘In het begin had ze nog wel eens praatjes, maar de laatste tijd zei ze niet veel meer.’

De verpleegster heeft een grote roodoranje roos bij zich. Ze was dol op mevrouw Doomernik, vertelt ze. Het was een lief vrouwtje met een ‘schattig koppie’, een echte Utrechtse. Waarom de zoons geen contact meer met haar wilden, weet ze niet. Later horen we dat een van de twee zoons nooit is opgevoed door zijn moeder.

Tegen kwart voor tien komt de begrafenisauto aangereden, een lange grijze Mercedes die mooi kleurt bij de lucht en de dragers. De kerkklokken luiden. De begrafenisondernemer, de heer Overbeek, stapt uit en stelt zich aan ons voor, begroet de dragers. De auto rijdt het grindpad op, de vier drager gaan er naast lopen, en in langzame optocht lopen we een stukje richting de groeve. De directrice van de begraafplaats komt erbij en loopt samen met de uitvaartleider voor de auto, de dichters en de verplegers erachter. Dan tillen de dragers de blankhouten kist uit de auto en rijden hem verder op een baar.

Mevrouw Doomernik komt te liggen op een stukje van het kerkhof dat is gereserveerd voor gemeentebegrafenissen, dat wil zeggen begrafenissen die niet worden betaald door de dode zelf of diens nabestaanden. De gemeenschap draait voor de kosten op en dat betekent dat het budget minimaal is. De doden liggen daarom getweeën op één plek, de eerste dode zo’n twee meter diep. Mevrouw Doomernik is de tweede overledene voor deze plek en daarom is het gat duidelijk minder diep dan gebruikelijk.

In Utrecht wordt de overledene direct naar het graf gebracht. De auto, de vier dragers en de kist worden beschouwd als het minimum aan eerbetoon waar elke overledene recht op heeft.

De dragers tillen de kist op de draagconstructie boven het gat. Verpleegster Hermien legt de roos op de kist. Ruben van Gogh draagt met zijn sonore stem, met heldere articulatie en rollende r’s, zijn gedicht voor. Daarna legt hij het handgeschreven gedicht op de kist, onder de roos. De uitvaartleider geeft een sein en de dragers laten de kist een centimeter of vijftig dalen in het gat. Daarmee is de ceremonie voor nu afgelopen. De doodgraver zal het werk later afmaken.

Na afloop komen de heer Overbeek en mevrouw Kolkhuis Tanke naar de dichter toe en verklaren hun waardering en instemming met het gedicht. Verpleegster Hermien is er erg blij mee en vraagt of ze het gedicht mag meenemen naar het verpleeghuis, om het daar op te kunnen hangen. Haar collega Hans vond het ook heel mooi.

Gezamenlijk lopen we terug naar de uitgang van de begraafplaats en nemen afscheid, tot een onbestemd weerzien.