Eenzame uitvaart #13

I.M. A.J. Hoogeboom, 31-10-1942, Rotterdam — 19-12-2008, Utrecht

maandag 29 december 2008 op begraafplaats Tolsteeg te Utrecht.
Dichter van dienst: Vrouwkje Tuinman
Verslag: Ruben van Gogh

Op 19 december overleed op 66-jarige leeftijd de heer A.J. Hoogeboom in het UMC. Familie werd door het ziekenhuis, grote moeite ten spijt, niet gevonden, zodat hij op 24 december werd aangemeld voor een begrafenis op grond van de Wet op de Lijkbezorging.

Hij moet een zeer onplezierig persoon zijn geweest. Zijn ex-vrouw, waarvan hij in 1982 al scheidde, reageerde, toen zij door begrafenisondernemer werd ingelicht over het heengaan van de heer Hoogeboom, met de woorden: ‘Dan mag u mij feliciteren’. En repte verder ook namens zijn door hem getraumatiseerde stiefkinderen van: ‘Meer slaag dan eten.’ Zijn buren waren ‘blij dat hij eindelijk is opgerot.’ Ook iedereen die met naam en nummer stond vermeld in een van zijn twee mobiele telefoons reageerde uitermate afhoudend of opgelucht en was geenszins van plan naar zijn begrafenis te komen. De begrafenisondernemer had dit niet eerder zo rigoreus meegemaakt. Kortom: een authentieke eenzame uitvaart.

Het is nog stervenskoud om kwart voor tien. De baar staat klaar naast de Godzijdank verwarmde wachtruimte van begraafplaats Tolsteeg. Nanne Nauta komt aangefietst met een op maandagochtend bij een supermarkt nog aangetroffen bosje bloemen – een nagelaten kerstboeket met twee gouden ballen erin verwerkt. Toch nog toepasselijk voor iemand die zich bij leven had versierd met gouden kettingen, gouden ringen en gouden oorbellen en ongetwijfeld enkele kale kerstavonden zal hebben gevierd.

De opzichter van de begraafplaats is ook al aanwezig en als Vrouwkje Tuinman vanwege niet ingenomen astmamedicijnen zich buiten adem aandient is de wachtende partij gereed. We hebben zelfs nog even tijd de originele Escher-wandschildering in de aula te bekijken: een cirkel van naar het middelpunt toe kleiner wordende, en in een spiraal verdwijnende witte- en zwarte vissen.

Dan komen de begrafenisondernemers aanrijden met de kist. Deze wordt op de baar gezet en vervolgens naar het graf gereden.

Enkele graven verderop staat een man stil bij een recent begraven persoon. De man heeft een snor en draagt een muts met een groen hashblad-embleem. Hij zal de verdere korte plechtigheid aanschouwen met een blik die het midden houdt tussen gepaste afstand en opperste verbazing. Hij ziet de drie begrafenisondernemers en de opzichter met blote handen twee ijskoude metalen dragers aan de kist zetten en de kist vervolgens plaatsen op de takelconstructie boven het graf. Dan knikt een van de begrafenisondernemers naar Vrouwkje en spreekt de woorden: ‘Ben benieuwd wat je ervan hebt gebrouwen.’ Vrouwkje leest haar gedicht.

Veilige haven

Het anker op je huid, de armband, gouden tanden:

hoewel je ziek en mager bent zit alles op zijn plek.

Om je nek de schakels, langzaam bij elkaar gespaard.

En ringen in je oren. Ze zeggen dat je op het water

beter, verder, zien kunt met metalen extra ogen.

Je moet jezelf verzekeren. Goud bedriegt je niet.

Zelfs als je ziek en mager bent, mensen slechts nog weten

hoe je ze van je af geslagen hebt. De dingen die je hebt

gezegd. Nu zwijg je door je twee mobiele telefoons

en een gewone aan de muur want wie je nummer ziet

die neemt niet op. Je bent mager, ziek en alles wat je

bezit heb je gekocht. Je verzekert jezelf: het goud is trouw.

Het schittert aan je pols wanneer het anker zakt.

© 2008, Vrouwkje Tuinman

Er wordt nog een ‘Onze Vader’ gemompeld en dan zakt de kist met daarop het boeket met de twee gouden ballen de diepte in. Dat duurt langer en gaat dieper dan verwacht -als we denken: wat duurt dat lang en wat gaat dat diep, zitten we nog maar op de helft- er moet later nog een kist bovenop.

Een overledene die niet zal worden gemist ligt nu in de aarde, ver weg in de diepte, vlakbij staat nog steeds de man met een hash-embleem die dit korte tafereel tracht te doorgronden.

De begrafenisondernemers nodigen ons uit voor een kopje koffie in het nabijgelegen winkelcentrum. Daar horen wij van enkele andere bizarre begrafenissen die zij hebben geleid: van vrouwen die zich doodgevreten hebben, van mannen die zich doodgezopen hebben, van huizen waar ze door een kniehoge laag van lege bierblikjes moesten waden op zoek naar paperassen. En zeker: ze hoorden vaker van opluchting bij iemands heengaan, blijdschap zelfs, maar zo consequent en zo zonder uitzondering als bij de heer Hoogeboom is zonder precedent.

© 2008, Ruben van Gogh