Blinkend wit en blozend rood

Mijn gheminde is wit blinckende ende root blosende
Hooglied 5,10 (Delftse Bijbel, 1477)

Niet het goud van de ambtsketen,
noch het blauw van de politie,
noch de blinddoek van Vrouwe Justitia,
maar het blinkend wit en blozend rood

van een soldaat die zijn mantel
deelde met een naakte man,
bepaalt de kleur van deze stad.
Op zondag zelfs tribunes vol.

Daar, waar voor het eerst
een jongen naar me floot,
de douchekop de schaamte
van de tegels spoot.

Gebroken wit, gebroken rood.

Vandaag is de dag
waarop ik mij heb suf gehoopt.
Ik kleed me in een regenboog
en lach mijn tanden bloot.

Maarten Das
Stadsgedicht Utrechts Dichtersgilde
Roze Zaterdag 2013